Vaststellingen:
Als men de kaart van Villaret uit 1745 vergelijkt met de kaart van De Ferraris uit 1777 dan stelt men vast dat het abdijencomplex van Terbeek na 22 jaar tijd weinig veranderd is.
Men ziet duidelijk dat er aan de overkant van de Melsterbeek een grote moestuin aanwezig is.
Ook ziet men dat er een gebouw over de Melsterbeek is opgetrokken. Dit is vermoedelijk het washuis van de zusters.
Verder zijn er twee bruggen over de Melsterbeek aanwezig. Een van beide bruggen geeft toegang tot een dreef.
Op de Villaretkaart ziet men duidelijk dat deze dreef toegang geeft tot de kapel van Terbeek. De kapel wordt weergegeven met een rood bolletje en een kruisje.
Verder ziet men dat er een molen iets verder aanwezig is.
De kaart van Ferraris is hier duidelijk minder nauwkeurig. Noch de kapel noch de molen worden weergegeven op de Ferrariskaart.
Zowel de kapel als het washuis werden in 1958 steen per steen afgebroken en nauwkeurig gemerkt en gefotografeerd.
De kapel en het washuis werden in 1959 terug opgebouwd in het Provinciaal Openluchtmuseum van Bokrijk.
![]() |
![]() |
De kapel van Terbeek | Het washuis van Terbeek |
Bij de aanvang van de Franse overheersing die begon in 1795 werden alle kloosters en abdijen aangeslagen en publiekelijk verkocht.
De nonnen werden verjaagd.
Dit was het einde van het bestaan van de abdij van Terbeek.
Klik op de foto om te vergroten
Klik op de foto om te vergroten
In de "Gallia Christiana - deel III - geschreven in het latijn door dom. Dionysius Sammarthani en uitgegeven in Parijs op 1725" lezen we op pagina 1131 dat de Abdij van Terbeek oorsponkelijk gevestigd was in "Straeten". Reeds in 1100 zou hier een Benedictinessenklooster gevestigd zijn.
Waar ligt Straeten?
Het gehucht Straeten blijkt de eerste Romeinse nederzetting te zijn van onze streek. Het is gelegen langs de heirbaan Tongeren via Tienen naar Boulogne-sur-mer in Frankrijk. Het ligt ten zuiden van Sint-Truiden in het huidige gehucht Bevingen.
Het klooster had toen de naam "Val de Saint-Trond" of vertaald: Sint-Trudodal.
Door een brand werd hun klooster verwoest. Volgens de "Gallia Christina" werd het klooster in 1221 naar Terbeek verplaatst.
Bij deze verhuis naar Terbeek namen ze niet langer de regel van Sint-Benedictus aan, maar namen ze de regel aan van Sint-Bernardus van de Abdij van Cîteaux (Frankrijk). Zo werden ze een Cisterciënzer Orde.
De Gallia Christiana geeft ook de lijst van abdissen met het jaartal dat ze de abdij achtereenvolgens beheerden. De eerste abdis was Oda I in 1248.
Het geeft een indrukwekkende beschrijving van het prinsbisdom Luik. Het boek werd geschreven door Pierre Lambert de Saumery. Het werd geschreven in de periode 1738 à 1744. Vooral het onderdeel 2 van deel 3 interesseert ons. Dit onderdeel uitgegeven in 1743 handelt over de geschiedenis van Haspengouw.
In dit onderdeel lezen we op de pagina's 366, 367 en 368 dat er naast het klooster (abdij) van Nonnen-Mielen nabij Metsteren een 2de abdij was op zeer korte afstand, namelijk in Terbeek. Deze abdij van Terbeek was totaal onafankelijk van de abdij van Nonnen-Mielen.
De Saumery schrijft dat een groep cisterciënzerinnen te midden van een paradijselijke omgeving in Terbeek bijna zes eeuwen lang in totale afzondering hebben geleefd.
De Saumery schrijft dat er oorspronkelijk twee kloosters waren op de rand van de stad Sint-Truiden.
Het eerste was een Benedictinessenklooster, het St Catharinaklooster genoemd dat zich juist buiten de Stapelpoort bevond. Dit klooster verhuisde in 1231 naar Mielen en werd later de Abdij van Nonnen-Mielen.
Het tweede klooster lag op 2km van het eerste, namelijk in het gehucht Straten (Bevingen).
Volgens de Saumery werd dit kooster opgericht in de 12de eeuw.
In 1145 werd dit klooster door brand verwoest. De religieuzen die er woonden hebben zich dan verspreid tot het jaar 1193.
In dat jaar zijn ze een huis beginnen te bouwen in Terbeek.
De Saumery zegt niet wanner de verhuis naar Terbeek plaats had. Volgens de "Gallia Christiana" werd ket klooster verplaatst naar Terbeek in 1221 (zie hierboven).
Een "cartulaire", in het Nederlands een cartularium, is een middeleeuws register waarin akten en oorkonden werden afgeschreven als bewijskracht van bepaalde rechten zoals o.a. het beheer van gronden.
Hoe verkregen de zusters na 1193 gronden en een boerderij?
Klik op de foto om te vergroten
Klik op de foto om te vergroten
In het zeer belangrijke document "Circulaire de l'abbaye de Saint-Trond geschreven in het latijn door Ch. Piot en gedrukt in 1870 vernemen we het antwoord op deze vraag op de bladzijden 197 en 198.
Voor de originele latijnse tekst: zie rechts en klik op de tekst om deze te vergroten.
Hierbij de vrije vertaling uit het latijn: "Dit schrijven is bestemd voor alle gelovigen die het zullen lezen.
Gontran, zoon van Nulen, en zijn echtgenote Jota geven, met instemming van de abdij van Sint-Truiden, een boerderij met 26 bunders (1 bunder = 1 hectare) lanbouwgrond en 5 bunders weide gelegen te Metsteren, aan de abdij van Trudodal (Val de Saint-Trond = abdij van Tebeek)".
De boerderij en de gronden werden door de schenkers Gontran en Jota definitief in 1238 aan de kloosterzusters overgedragen maar onder de stricte voorwaarde dat ze er een klooster zouden bouwen en de regel van de Abdij van Citeax zouden aannemen.
Zo ontstond er een abdij van cisterciënzeressen die door de Abdij van Citeaux geïnspectecteerd werd en erkend werd in 1221.
Volgens de "Gallia Christiana III , uitgave Perijs 1725, lezen we op bladzijde 1132 dat op 30 maart 1679 de 26ste abdis Robertina overleed.
Johana IV Dawans volgde haar in dat zelfde jaar op als 27 ste abdis. Deze abdis had meteen te kampen met zware financiële problemen.
De oorzaak hiervan was dat de gelden, die nieuw ingetreden zusters als bruidschat hadden meegebracht, onmiddellijk moesten worden uitgegeven aan het afbetalen van schulden, beveiliging en nieuwbouw.
Tot overmaat van ramp brandde op 6 maart 1707 een groot deel van de abdij af. Maar er waren echter geen financiële middelen voor de heropbouw.
Als oplossing besliste de abdis dat de families van de zusters de onkosten voor het herstel zouden dragen.
Als tegenprestatie zouden de bijdragende zusters persoonlijk over de nieuwe kamers mogen beschikken tot aan hun dood. Maar nadien zouden de kamers weer eigendom van de abdij worden.
In 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik bij Frankrijk ingelijfd. De gevolgen waren immens. Alle kloosters en abdijen werden afgeschaft en publiekelijk verkocht.
Op 26 maart 1795 werd de adbij van Terbeek met alle goederen door de Fransen onder sekwester geplaatst.
Op 29 november 1796 werden de deuren van de abdij verzegeld en was de toegang van de abdij voor de zusters verboden.
Op 23 december 1798 werd de abdij verkocht aan Gilles Guillaume Siaens, de kanton-commissaris van Sint-Truiden.
Besluit: de Abdij van Terbeek heeft 577 jaar bestaan, dus bijna 6 eeuwen.
In "Les DÉLICES du pays de Liège deel III onderdeel 2 op pag. 366" geeft Pierre-Lambert de Saumery een korte beschrijving van de abdij gebouwen. De integrale Franse tekst van de Saumery dateert van 1743 en is te lezen onder 2.1 op deze webpagina.
Hierbij de vrije vertaling in het Nederlands: het klooster bestaat uit drie woongebouwen die grenzen aan de Kerk en onderling een volmaakt vierkant vormen. De abdis en de vreemdelingen verblijven in een afzonderlijk gebouw, waarvan de appartementen comfortabel zijn ingericht en goed onderhouden. De Kerk, alhoewel klein en eenvoudig, schittert door een inrichting die men niet genoeg kan bewonderen.
Een uitvoeriger beschrijving van de abdijgebouwen vinden we in het werk van J. Paquay "Les ventes des abbayes Limbourgeoises in "Bulletin de la Société Scientifique et Littéraire dans le Limbourg XLII blz.25-52 en 93-126, Tongeren 1928".
De abdij van Terbeek is een kloostergebouw dat 4 vleugels bevat in een vierkante vorm met aan de binnenzijde omgeven door een brede gang.
De 1ste vleugel bestaat uit een mooie kerk. Langs de kerk bevinden zich 3 grote vertrekken.
De 2de vleugel bevat 3 grote vertrekken en een afzonderlijke woonruimte met een mooie zaal.
De 3de vleugel bestaat alleen uit een gang.
De 4de vleugel bevat 2 ruimten, een refter en een kapittelzaal.
De 1ste verdieping van vleugel 1, 2 en 4 bestaat uit 34 cellen gescheiden door gangen die in het ganse gebouw doorlopen.
Langs de de abdij bevindt zich een grote hoeve, de zgn. Sint-Niklaas hoeve. Deze hoeve bestaat uit 3 gebouwen nl. een woning, 2 schuren en 3 stallen.
Al deze gebouwen zijn omgeven door tuinen en weiden en liggen langs de Melsterbeek (zie de Villaretkaart hierboven).
De hoeve is een landbouwuitbating van 81 bonders landbouwgrond en 29 bonders weiden.
Hoe groot is 1 bonder? Alhoewel de grootte van een bonder verschilde van streek tot streek, kan men stellen dat 1 bonder = 1ha = 10.000 m2.
Besluit: uit het voorgaande weten we nu dat er zich vroeger in de onmiddellijke omgeving van Metsteren twee kloosters hebben gevestigd.
In Mielen vestigde zich vanaf 1231 een benedictinessenklooster.
In Terbeek vestigde zich vanaf 1221 een cisterciënzerinnenklooster.
Zowel de Abdij van Nonnen-Mielen als de Abdij van Terbeek werden, onder het Franse bewind, in 1795 onder sekwester geplaatst en in 1796 werden de deuren verzegeld.
In 1797 werd de Abdij van Nonnen-Mielen publiekelijk verkocht.
In 1798 werd de Abdij van Terbeek publiekelijk verkocht.
Maar wat is het verschil tussen benedictinessen en cisterciënzerinnen?
De benedictijnen en de benedictinessen | |
Stichter | Sint-Bernardus van Nursia sticht in 529 de Abdij van Monte Cassino (Italië). Hij is de stichter van de benedictijnen. |
Moto | Ora et Labora : Bid en Werk |
Kledij | Zwart habijt / zwart gewaad → Vandaar de naam: zwartzusters |
Leefregels | De regel van Sint-Benedictus |
Hoofdkenmerken | De benedictijnen en de benedictinessen zijn leden van een kloosterorde die de regel van Sint-Bernardus volgen. God gecentreerd gemeenschapsleven. Volledige gehoorzaamheid aan de H. Schriften en de abt van de abdij. De regel van Benedictus bestaat uit 72 korte hoofdstukken en bevat een verzameling van voorschriften in een kloosterorde. De basisregels van de kloosterling bestaan uit de belofte van armoede, kuisheid, gehoorzaamheid en vooral nederigheid. |
De cisterciënzen en de cisterciënzerinnen | |
Stichter | De cisterciënzers vinden hun oorsprong in 1098, toen de abt Robert van Molesmes (een Bourgondisch edelman) zijn benedictijnenklooster van Malesmes verliet om samen met twaalf monniken een nieuw klooster te stichten in Cîteaux, een stad ten zuiden van Dijon in Bourgondië. Deze nieuwe orde was een reactie op het feit dat in meerdere benedictijnenkloosters de Regel van Benedictus steeds slechter werd nageleefd. De naam cisterciënzers is afgeleid van de latijnse benaming "Cistercium" voor Cîteaux. |
Moto | De Abdij van Cîteaux is onze moeder. |
Kledij | Wit habijt met zwarte kap. |
Leefregels | De regel van Sint-Bernardus |
Hoofdkenmerken | Bernardus van Clairvaux, vereerd als Sint-Bernardus, was een abt die de belangrijkste promotor werd van de hervormde kloosterorde van de cisterciënzers. In zijn regel, de zgn. Regel van Sint-Bernardus, stelt hij dat de soberheid een absolute vereiste is voor het dagelijks leven en gestrengheid vindt hij absoluut noodzakelijk voor het geestelijk leven. De enige manier om God te benaderen is nederigheid, totaal ontdaan van hoogmoed. De kloosterlingen moeten leven in een geest van absolute armoede, zonder enig eigen bezit. Ze moeten volledig gehoorzaam zijn aan de abt of de abdis. |
Terug naar begin pagina Klik hier op de blauwe link om terug te gaan naar het begin van deze pagina